Behandeling Dyspraxie/Dcd bij kinderen

Acht uur, de wekker gaat. De achtjarige Joost struikelt z’n bed uit en kleedt zich aan. Dat gaat niet gemakkelijk. Zijn trui zit achterstevoren en hij worstelt met z’n veters. Tijdens het ontbijt stoot hij per ongeluk z’n glas melk om en vliegt de hagelslag in de rondte. Hij loopt naar school, want fietsen lukt nog niet, terwijl zijn twee jaar jongere zusje het allang kan. Hij heeft gym vandaag, daar baalt hij van. Hij wordt meestal als laatste gekozen en met tikkertje is hij vaak als eerste af…

Uit onderzoek blijkt dat DCD/Dyspraxie voorkomt bij ongeveer 2 tot 5 procent van alle kinderen. Dit is vergelijkbaar met het voorkomen van ADHD. Echter DCD is over het algemeen veel minder bekend. Dit kan er toe leiden dat een kind met DCD minder snel herkend wordt,terwijl de gevolgen voor het dagelijks functioneren groot zijn.

Kinderen met DCD vallen op doordat ze motorisch minder vaardig zijn dan hun leeftijdgenootjes. Ze hebben vaak moeite met het aanleren van grove motorische activiteiten zoals lopen, rennen, fietsen en zwemmen. Ook hebben ze vaak problemen met fijne motorische handelingen zoals knippen, schrijven, veters strikken en hanteren van bestek. Daarnaast kunnen er bijvoorbeeld problemen zijn met ruimtelijk inzicht en het planmatig handelen zoals aankleden en een knutselwerkje maken.

Naast problemen met de motoriek komen gedragsproblemen regelmatig voor bij kinderen met DCD. Vaak hebben kinderen met DCD weinig zelfvertrouwen en hebben ze moeite om aansluiting te vinden bij leeftijdsgenootjes. Ze vertonen vaak vermijdend gedrag bij activiteiten die ze moeilijk vinden. Sommige kinderen vallen stil, andere worden boos, weer andere gedragen zich als een clown.

Regelmatig komt DCD ook voor in combinatie met andere ontwikkelingsproblemen zoalsADHD of een aan autisme verwante stoornis zoals PDD-NOS. Specifieke leerproblemen zoals dyslexie of moeite met rekenen komen eveneens vaker dan gemiddeld voor. De spraak – taalontwikkeling kan vertraagd of anders verlopen. Regelmatig hebben kinderen moeite met het vertellen van een logisch verhaal. Ze springen dan ‘van de hak op de tak’. Tenslotte kunnen er problemen voorkomen met eten en drinken zoals bijvoorbeeld het proppen met eten of het niet willen eten van vla met stukjes fruit erin.

Door deze problemen kunnen kinderen langzaam maar zeker steeds meer vastlopen en hetgevoel krijgen tekort te schieten ten opzichte van leeftijdsgenootjes. Voor de omgeving is vaak niet duidelijk wat er precies aan de hand is. Soms is er onbegrip en denkt men dat het kind gewoon beter zijn best moet doen. De achterliggende problematiek is echter uitermate complex en onbegrip werkt vaak averechts.

De diagnose DCD wordt gesteld door de revalidatiearts op basis van internationaal afgesproken criteria gemeld in de DSM-IV. Een criterium is dat er sprake moet zijn van motorische onhandigheid zonder dat daar een andere medische verklaring voor is, zoals een spierziekte of spasticiteit. Een specifieke bewegingstest is noodzakelijk om de motorische onhandigheid vast te stellen.

Helaas kan er niet voor worden gezorgt dat DCD/Dyspraxie geneest. Wel zijn er mogelijkheden om kinderen vaardigheden en slimme manieren leren om met zijn beperkingen om te gaan waardooruw ze minder last hebben van de aandoening.

De behandelaars

Een volltallig Dcd team kan bestaan uit:

  • Zorgcoördinator
  • Revalidatiearts
  • Fysiotherapeut
  • Ergotherapeut
  • Orthopedagoog/psycholoog
  • Maatschapelijk werker
  • Logopedist
  • Bewegingsagoog

Zorgcoördinator:
De zorgcoördinator zorgt ervoor dat, na aanmelding van een kind, de vragenlijsten worden verwerkt. Zij is het aanspreekpunt bij algemene vragen en/of opmerkingen over de behandeling bij het DCD team voor ouders, verwijzers en overige betrokkenen. Samen met de revalidatiearts doet zij beleidsvoorbereidend werk en is zij aanspreekpunt voor een Dcd team.

Revalidatiearts:
Eindverantwoordelijk voor de behandeling is de revalidatiearts. Hij of zij stuurt het behandelteam aan. De arts-assistent wordt opgeleid tot revalidatiearts en werkt onder supervisie van de revalidatiearts.

Fysiotherapeut:
De fysiotherapeut stimuleert de ontwikkeling van de grofmotorische vaardigheden van uw kinderen met dyspraxie zoals, klimmen, rennen, fietsen en de balvaardigheden. De fysiotherapeut werkt met kinderen hun evenwicht, conditie, coördinatie en lichaamsbesef. Zodat kinderen meerzelfvertrouwen krijgen en, net zo belangrijk: weer plezier in het bewegen.

Ergotherapeut:
Een ergotherapeut kan met kinderen met DCD/Dyspraxie  oefenen met de alledaagse activiteiten zoals aankleden, eten, spelen of schrijven. Daarnaast geeft de ergotherapeut advies over hulpmiddelen of aanpassingen en leert uw kind hiermee omgaan, bijvoorbeeld schrijfhulpmiddelen. Ook kan de ergotherapeut helpen bij het aanleren van een strategie voor het planmatig handelen (een idee omzetten in een handeling).

Orthopedagoog/Psycholoog:
De orthopedagoog of psycholoog geeft begeleiding en advies bij de ontwikkeling en het gedrag van kinderen met dcd en bij de opvoeding. Zij doet onderzoek naar de verstandelijke en emotionele ontwikkeling van kinderen. Ook geeft zij begeleiding, coaching of therapie aan het kind.

Maatschappelijk werker:
De problemen passend bij de DCD van uw kind kunnen veel invloed hebben op u en uw gezinsleven. Bij de maatschappelijk werker kunt u terecht met uw zorgen en vragen. Hij/zij kan u advies en tips geven over de opvoeding. De maatschappelijk werker adviseert, wijst u de weg naar sociale voorzieningen en financiële regelingen.

Logopedist:
De logopedist onderzoekt en behandelt kinderen die problemen hebben met spraak-, taal-,stem- en/of gehoorstoornissen. Zij kan een kind leren een logisch verhaal te vertellen. Deze therapeut helpt ook als kinderen moeite hebben met eten en drinken door bijvoorbeeld overgevoeligheid in het mondgebied.

Bewegingsagoog:
De bewegingsagoog onderzoekt welke sport het beste past bij uw kind.Hij/zij kan individueel of in een groep uw kind laten kennismaken met verschillende sporten.

Medisch Centrum Haaglanden Link

Plaats een reactie